Door Antoine Printz
Deze nota verkent de beleidsrichtingen die nodig zijn om eerlijke toegang tot energie en thermisch comfort te garanderen, waarbij de nadruk ligt op sociale bescherming en specifieke maatregelen als essentiële hefbomen tegen energiearmoede. Door de onderlinge afhankelijkheid tussen armoede en energieongelijkheid te analyseren, wordt het belang benadrukt van gezamenlijke actie van algemeen sociaal beleid en gerichte interventies.
In onze vorige artikelen over de ‘onzekerheid’ en ‘kwetsbaarheid’ op energiegebied stelden we de cruciale vraag naar de politieke oriëntaties die nodig zijn om elk individu voldoende toegang tot energie en thermisch comfort te garanderen. Deze vraag is van cruciaal belang in onze huidige samenleving, waar energieongelijkheid vaak een weerspiegeling is van bredere sociale onrechtvaardigheden. Om dit probleem aan te pakken zijn drie hoofdlijnen geïdentificeerd: sociale bescherming en specifieke maatregelen, de renovatie van gebouwen en reflecties over manieren van leven, evenals de organisatie van de markt en prijscontrole. Deze nota zal zich concentreren op het eerste spoor, namelijk sociale bescherming en specifieke maatregelen, die essentieel zijn in de strijd tegen energieonzekerheid en -kwetsbaarheid, en meer in het algemeen tegen milieuonrechtvaardigheden.
1 Strijd tegen energiearmoede: hulp- en beschermingsmaatregelen
De vraag is nu hoe deze uitdaging effectief kan worden bestreden. Energiearmoede, nauw verbonden met armoede, vereist uiteraard een algemeen armoedebestrijdingsbeleid dat de verergerende economische gevolgen van energiearmoede verzacht. Het is echter ook van essentieel belang om te kijken naar meer specifieke maatregelen die op dit specifieke onderwerp zijn gericht. Door deze twee aspecten aan te pakken, kunnen we beter begrijpen hoe robuuste sociale bescherming en gerichte interventies kunnen samenwerken om de energieongelijkheid te verminderen. Nu we deze dimensies van de strijd tegen armoede hebben besproken, hebben we dus al een belangrijk gebied van politieke interventie in de strijd tegen energiearmoede besproken, namelijk dat van hulp en sociale bescherming. Die van het huisvestingsbeleid en de marktorganisatie zullen blijven bestaan.
1.1 Beleid ter bestrijding van armoede
Een van de voornaamste verklarende factoren van energiearmoede is uiteraard het gebrek aan financiële middelen. Hoewel het niet de enige factor is, blijft het een belangrijk en bepalend element. Mensen die in armoede leven lopen een groter risico op energiearmoede, een realiteit die duidelijk tot uiting komt in statistische gegevens. Uit de cijfers van de energiearmoedebarometer van de Koning Boudewijnstichting (FRB) blijkt bijvoorbeeld een significante correlatie tussen bevolkingsgroepen die risico lopen op armoede en bevolkingsgroepen die lijden onder energiearmoede. Dus volgens de Barometer voor energiearmoedeIn 2022 werden 62,9 % van de huishoudens met een risico op armoede (AROP), 58,1 % van de huishoudens met een risico op armoede en sociale uitsluiting (AROPE) en 65,1 % van de huishoudens in een situatie van ernstige materiële en sociale deprivatie (SMSD) getroffen door een van de vormen van energiearmoede. In dezelfde zin vergroot het deel uitmaken van een huishouden met een lage werkintensiteit (LWI) of het deel uitmaken van een laagste inkomenscategorie (decielen D1 tot D5) het risico op brandstofarmoede aanzienlijk. Zoals de auteurs opmerken, zijn “de minst bevoordeelde huishoudens (D1 tot D3) ook degenen die het grootste risico lopen om in brandstofarmoede te belanden”. Deze relatie is echter niet mechanisch en “voor elk deciel bestaan situaties van energiearmoede en niet-energiearmoede naast elkaar”[1]. Het is daarom van cruciaal belang op te merken dat energiearmoede, ook al betreft het vooral arme huishoudens, niet alleen hen treft. Inderdaad,
“Energiearmoede treft zeker de meeste arme huishoudens, maar ook vele andere: bijna 40 % van de huishoudens in energiearmoede lopen geen “risico op armoede”. Voor deze huishoudens wordt energie vaak een vector van armoede: het is de rekening die te veel is binnen een krap budget, of de onaanvaardbare ontbering waarmee we ons uiteindelijk neerleggen.”[2]
Het is daarom absoluut noodzakelijk dit probleem te benaderen vanuit de twee invalshoeken die we onszelf vanaf het begin hebben gegeven: enerzijds het beleid ter bestrijding van armoede en sociale bescherming in het algemeen, en anderzijds het specifieke beleid ter bestrijding van energiearmoede.
Het is duidelijk dat er algemene problemen zijn die verband houden met de strijd tegen armoede en de toegang tot huisvesting. Door het armoedebestrijdingsbeleid te versterken kunnen we voorkomen dat mensen in armoede vervallen of hun energierekening niet kunnen betalen. Dit helpt om de vicieuze cirkel van onzekerheid gedeeltelijk te doorbreken[3]. Dit beleid kan maatregelen omvatten zoals het verhogen van de directe financiële hulp, het creëren van beter betaalde banen en het verbeteren van de toegang tot basisdiensten zoals onderwijs en gezondheidszorg. Op deze manier kunnen we een van de wortels van het probleem aanpakken door individuen de middelen te geven om op een duurzame manier in hun energiebehoeften te voorzien. Als huishoudens over meer financiële middelen beschikken, zal de energierekening minder zwaar wegen op hun budget. We kunnen ons uiteraard niet beperken tot een oproep tot structurele maatregelen om de armoede terug te dringen en ongelijkheid te bestrijden om de omvang van het fenomeen energiearmoede tegen te gaan. Enerzijds omdat deze politieke horizon ver weg lijkt, anderzijds omdat de vastberadenheidsrelaties tussen armoede en energiearmoede complex zijn, zoals we hebben gezien.
1.2 Specifieke hulp
Het is dan ook noodzakelijk om een specifieker perspectief te hanteren om de energiearmoede te bestrijden. Dit perspectief omvat het ontwerp van specifieke systemen om de energiebehoeften van huishoudens te ondersteunen. Deze steun kan verschillende vormen aannemen, variërend van bonussen voor gebruikers, die de energiekosten rechtstreeks verlagen, tot beperkingen die worden opgelegd aan spelers op de energiemarkt. Deze beperkingen kunnen bestaan uit strikte regelgeving op het gebied van energieprijzen, verplichtingen voor energieleveranciers om bepaalde prijzen aan te bieden, en subsidieprogramma's om de energie-efficiëntie van woningen te verbeteren. Het fundamentele idee is dat energie, omdat het geen goed is zoals alle andere, niet kan worden verkocht zonder specifieke regelgeving. Dit vereist actieve staatsinterventie om ervoor te zorgen dat aan de fundamentele energiebehoeften van de burgers wordt voldaan.
We zullen daarom alle specifieke beschermingsmaatregelen die aan de consument worden geboden, gedetailleerd onderzoeken. Deze maatregelen zijn gevarieerd en zijn bedoeld om een vangnet te bieden aan mensen die met energiearmoede kampen.
1.2.1 Sociaal tarief
Het “sociale tarief” is een vorm van bescherming die huishoudens in moeilijkheden een lagere energieprijs garandeert. Dit tarief wordt bepaald door de CREG en is over het algemeen lager dan de marktrente, waardoor bepaalde huishoudens met lage inkomens hun energierekening kunnen betalen zonder in een situatie van financiële nood te komen. Het sociale tarief wordt toegekend op basis van de status van de personen (RIS, GRAPA, invaliditeitsuitkering) en niet op basis van de hoogte van hun inkomen.
De uitbreiding van de toekenning van het sociale tarief zou het aantal huishoudens in energiearmoede aanzienlijk kunnen terugdringen; de uitbreiding ervan naar begunstigden van de BIM-status heeft bijvoorbeeld veel huishoudens in staat gesteld hun rekeningen te dekken tijdens de energiecrisis[4]. Veel belanghebbenden zijn van mening dat deze maatregel zeer nuttig is bij het verwezenlijken van de doelstelling van het bestrijden van energiearmoede. Zo schatte de Nationale Bank van België in haar rapport uit 2022 dat “het sociale tarief (of de uitbreiding ervan) een effectieve maatregel is die gericht is op het ondersteunen van kwetsbare huishoudens[5]". In die zin speelt het sociale tarief een echte beschermende rol.
1.2.2 Beschermde klant
Het statuut van “beschermde klant” is een maatregel die het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft ingevoerd om klanten te ondersteunen die een betalingsachterstand hebben bij hun energieleverancier. Deze status heeft een dubbele functie: aan de ene kant “is het de bedoeling om mensen die moeilijkheden ondervinden bij het betalen van hun elektriciteits- of gasrekeningen te beschermen tegen contractbeëindiging en tegen een onderbreking van de energievoorziening”, aan de andere kant “het stelt je in staat om profiteren van een sociaal aanbodtarief dat lager is dan het tarief van de commerciële leverancier, het zogenaamde sociaal tarief regionaal. »[6]
Onder bepaalde voorwaarden kunnen deze mensen dit statuut opvragen bij schulden. Met dit statuut kunt u tijdelijk het gewestelijk sociaal tarief verkrijgen en de terugbetaling van schulden bij de leverancier vergemakkelijken. Deze maatregel moet voorkomen dat huishoudens zonder elektriciteit of gas komen te zitten, wat dramatische gevolgen zou hebben voor hun levenskwaliteit.
1.2.3 Bescherming tegen snijwonden
Ten derde biedt bescherming tegen bezuinigingen, bijvoorbeeld via de tussenkomst van de vrederechter, extra zekerheid aan huishoudens die met energiebezuinigingen worden bedreigd. Door energieonderbrekingen tijdens bepaalde periodes van het jaar te verbieden, vooral tijdens de koudere maanden, en door bemiddelingsprocedures op te leggen vóór elke verlaging, beschermen deze maatregelen kwetsbare huishoudens tegen de ernstige gevolgen van een onderbreking van hun energievoorziening.
Enerzijds merken we bepaalde specifieke beschermingsmaatregelen op, zoals de gerechtelijke controle op storingen door de vrederechter in Brussel. Aan de andere kant maakt de status van “winterklant” het mogelijk om gedurende een bepaalde periode van het jaar de bevoorrading te garanderen, ondanks een beslissing om het contract met een commerciële leverancier op te zeggen of te beëindigen. Zoals Sibelga opmerkt: “Residentiële klanten zonder energiecontract bij een leverancier, van 1 oktober tot 31 maart, worden winterklanten genoemd. Gedurende deze periode levert Sibelga hen onder bijzondere voorwaarden energie.[7]»
1.2.4 Tariefschild
Ten vierde worden maatregelen zoals het prijsschild in Frankrijk ingevoerd om de impact van schommelingen in de energieprijzen op de consument te beperken. Dit type systeem komt tussenbeide om de energieprijzen te stabiliseren, vooral in perioden van grote prijsvolatiliteit op de markten, en garandeert zo een zekere voorspelbaarheid van de energie-uitgaven voor huishoudens. Het prijsschild kan directe subsidies aan energieleveranciers omvatten om prijsstijgingen of prijsplafonds voor consumenten te compenseren. Dit soort maatregelen heeft echter meer specifiek betrekking op kwesties die verband houden met de marktordening en zal het onderwerp vormen van onze derde nota over het beleid ter bestrijding van energiearmoede.
1.2.5 Ondersteuning en begeleiding
Ten slotte speelt de ondersteuning en begeleiding van gebruikers, zoals gegeven door de informatiedienst “Infor GazElec” of de “energiecellen” van het OCMW, een cruciale rol bij het verstrekken van advies en bijstand om de keuze van een leverancier, het energieverbruik en de rekeningen, maar eventueel ook bemiddeling en juridische ondersteuning bij één van de spelers op de energiemarkt. Deze diensten kunnen informatie bieden over consumentenrechten, helpen bij het navigeren door de administratieve complexiteit die verband houdt met beschikbare hulp en subsidies, en ondersteuning bij procedures met betrekking tot geschillen. Bovendien kunnen ze huishoudens helpen aanbiedingen van verschillende energieleveranciers te vergelijken en degene te kiezen die het beste bij hun behoeften en budget past.
2 Regeringsvorming en toekomstig beleid
Hoe zit het met het beleid dat de komende jaren zal worden ingevoerd? In het licht van de politieke oriëntaties die zijn aangekondigd in de regionale beleidsverklaring van de Waalse regering, is het mogelijk enkele perspectieven te schetsen op het toekomstige beleid in de strijd tegen energiearmoede. Hoewel de federale, Brusselse en Vlaamse regeringen nog niet gevormd zijn, biedt de Waalse regionale beleidsverklaring (DPR), die voortkomt uit een regering bestaande uit de partijen MR en Les Engagés, waardevolle informatie. Deze twee politieke krachten zullen waarschijnlijk een centrale rol spelen in de vorming van de federale en Brusselse regeringen, en het is waarschijnlijk dat het toekomstige beleid in Vlaanderen zal voortkomen uit soortgelijke politieke krachten. Daarom verdienen de intenties die in deze verklaring naar voren worden gebracht zorgvuldig te worden onderzocht in het licht van de eerder genoemde kwesties, omdat ze heel goed de politieke oriëntaties van andere regio's en op nationaal niveau kunnen voorspellen.
De nieuwe Waalse regering onderstreept haar engagement om “een energierekening onder controle” te houden. Deze doelstelling is weliswaar lovenswaardig, maar vereist een concrete implementatie waarbij daadwerkelijk rekening wordt gehouden met de behoeften van de meest kwetsbare huishoudens. De nadruk op de kosten van de energietransitie en de noodzaak om “een betaalbare prijs voor bedrijven, de vrijwilligerssector en huishoudens” te handhaven lijkt blijk te geven van zorg voor economische rechtvaardigheid. Om dit beleid werkelijk effectief te laten zijn, is het echter essentieel dat de aangenomen maatregelen de directe steun aan kwetsbare huishoudens bevorderen, zoals sociale tarieven en subsidies voor het verbeteren van de energie-efficiëntie van woningen.[8].
Het voornemen van de regering om de energieconcurrentiekracht van Waalse bedrijven te verbeteren door rekening te houden met de praktijken van de buurlanden zou eveneens tot spanningen kunnen leiden. Als de maatregelen die zijn genomen om dit concurrentievermogen te verbeteren resulteren in belastingverlagingen voor bedrijven zonder gelijkwaardige compensatie voor kwetsbare huishoudens, bestaat het risico dat de energieongelijkheid groter wordt. Het is van cruciaal belang dat het energiebeleid niet alleen machtige economische spelers bevoordeelt, ten koste van de armste consumenten.
De Waalse regering stelt ook voor om “de verschillende beleidsmaatregelen ter bestrijding van energiearmoede samen te brengen” om ze “efficiënter te maken en huishoudens beter te ondersteunen”. Hoewel dit initiatief welkom is, moet het gepaard gaan met echt overleg met verenigingen die strijden tegen onzekerheid en deskundigen uit de sector. De regering van Dollimont wenst een rigoureuze evaluatie van de bestaande systemen, in het bijzonder die waarbij een beroep moet worden gedaan op de vrederechter. Deze vereenvoudiging en hervorming van de bestaande systemen brengt echter het risico met zich mee dat de toegang tot hulp voor huishoudens die deze het meest nodig hebben, en de bescherming die zij genoten, in gevaar komt. De wens om van het OCMW een “centrale speler te maken in de strijd tegen de onzekerheid, met inbegrip van de energieonzekerheid”, moet resulteren in een versterking van zijn financiële en menselijke hulpbronnen, zodat het deze centrale rol effectief kan vervullen – zonder deze rol zal het gewicht op de schouders van de OCMW’s komen te liggen. deze lokale niveaus, met het risico dat het algemene en universele karakter van rechten verloren gaat.
3 Conclusie
Concluderend zal het toekomstige beleid ter bestrijding van energiearmoede moeten laveren tussen de doelstellingen van economisch concurrentievermogen en sociale rechtvaardigheid. De echte uitdaging zal zijn ervoor te zorgen dat de genomen maatregelen de huishoudens die toch al in moeilijkheden verkeren niet verder marginaliseren en dat zij bijdragen aan een rechtvaardiger verdeling van de energiebronnen. Grotere waakzaamheid zal nodig zijn om ervoor te zorgen dat politieke toezeggingen worden omgezet in concrete en rechtvaardige acties, die de fundamentele rechten en behoeften van alle burgers, en vooral de meest kwetsbaren, respecteren.
Om energieonzekerheid en -kwetsbaarheid effectief te bestrijden is het van essentieel belang om een geïntegreerde aanpak te hanteren, waarbij algemeen beleid voor sociale bescherming wordt gecombineerd met specifieke maatregelen ter ondersteuning van energiediensten. Deze aanpak moet geïntegreerd en holistisch zijn, en er niet alleen op gericht zijn huishoudens te verlossen van de schadelijke gevolgen van brandstofarmoede, maar ook de diepere oorzaken ervan aan te pakken. Het kan niet worden verlaagd, hoewel het vooral gebaseerd is op de hier beschreven maatregelen. Het roept ook op tot diepgaande reflectie over het huisvestingsbeleid en de manieren om de energiemarkt te organiseren. Dit zal het onderwerp zijn van de volgende twee opmerkingen.
[1] Koning Boudewijnstichting, Barometer voor energiearmoede, 2024, https://www.calameo.com/read/0017742955a413a5a3415?authid=IwsNwLB1wKow
[2] Anne Delvaux, François Grévisse, Brandstofarmoede, Armoede, znO 17, 2017, blz. 6.
[3] Zie: Frérotte Philippe, Energiearmoede, een vicieuze cirkel?, Brussel: CPCP, “Analysen”, 2018, http://www.cpcp.be/etudes-et-prospectives/collection-au-quotidien/precarite-energetique
[4] Zie ons artikel: https://www.inforgazelec.be/fr/quel-avenir-pour-le-tarif-social-en-belgique/
[5] Nationale Bank van België, “Preambule, Economische en financiële ontwikkelingen, regelgeving en prudentiële controles”, Verslag 2022, 2023, pp. 102-103.
[6] https://www.socialenergie.be/fr/mesures-sociales/mesures-sociales-gazelec/le-statut-de-client-protege/
[7] https://www.sibelga.be/fr/raccordements-compteurs/protection-clients/client-hivernal
[8] De volgende opmerking zal specifiek aan deze vragen worden gewijd.